Het lukt niet…

Uw kind heeft veel geoefend. Het heeft extra uitleg gehad op school en nog steeds lukt het niet om mee te komen met de rest van de klas. School of u als ouder trekt aan de bel. De volgende opmerkingen worden gemaakt:

  • 'We doen er heel veel aan, maar het lukt gewoon niet';
  • 'We weten niet hoe het komt, maar de resultaten blijven onder het gemiddelde';
  • 'Als je het kind verder bekijkt, zou hij of zij het wel moeten kunnen'.

Soms wordt dit samen gedeeld door school en ouder. Vaak ook sta je als ouder hierin alleen. Op school laat het kind niet zien hoe het is. Het wordt als 'afwezig' en 'afgeleid' betiteld, terwijl je als ouder het kind als creatief, vindingrijk, vrolijk en gevat ervaart.

Wat is er aan de hand?

De groep kinderen waar we het over hebben, hebben een voorkeur om met hun rechterhersenhelft te denken. Dit betekent dat zij visueel (voorkeur voor beeld) en kinesthetisch (gevoelsmatig) zijn ingesteld. Deze groep kinderen denkt in beelden en niet in woorden. Daarnaast associëren zij heel sterk met wat zij zien en voelen. Zij hebben een rechtsgeoriënteerde leerstijl.

Ons onderwijs is rationeel (beredeneren) en auditief (woorden) ingesteld. Dat zijn activiteiten vanuit de linkerhersenhelft. De voorkeur voor leerstijl is bij de rechterhersenhelft georiënteerde kinderen anders dan wat er op school aangeboden wordt. Zij leren door wat ze zien en voelen en niet door wat ze horen.

Waar komt de voorkeur voor leerstijl vandaan?

Kinderen en volwassenen met een voorkeur voor woorden en gevoel hebben een rechtsgeoriënteerde leerstijl. Iedereen wordt met deze voorkeur geboren. Als een kind leert praten, gaat de taal overheersen. Kinderen gaan de wereld beredeneren. In de hersenen wordt er een sprong gemaakt van primair denkproces (direct vervullen van een behoefte) naar secondair denkproces (in woorden denken, beredeneren).

Een groep kinderen maakt deze overstap niet. Zij blijven in beelden denken. De rechterhersenhelft blijft dominant. Bij een deel van deze groep kan de linkerhersenhelft een achterstand gaan vertonen. Op dit moment kunnen de leerproblemen ontstaan. Een ander deel van deze kinderen die primair in beelden blijven denken ontwikkelen wel de cognitieve vaardigheden die vanuit de linkerhersenhelft aangestuurd worden. Deze kinderen scoren vaak hoog op een IQ-test.

Bijna altijd herkent één van de ouders zich in deze manier van denken. Het zogenaamde beelddenken lijkt voor 50% erfelijk te zijn. Vaak zien we in gezinnen ook meerdere kinderen met deze voorkeur van leerstijl. Dat betekent ook dat we vaak meerdere kinderen uit een gezin tegenkomen met leerproblemen die ontstaan vanuit de rechtsgeoriënteerde leerstijl.

Welke problemen ontstaan er op school?

De problemen die ontstaan hebben alles te maken met de functies van de linkerhersenhelft. In onderstaande afbeelding ziet u welke functies dat zijn.

We zien er taal, getallen, rekenen en tekst bij staan. Dit leidt tot de volgende veel voorkomende probleemgebieden:

  • Rekenproblemen (dyscalculie)
  • Leesproblemen (dyslexie)
  • Spellingsproblemen (dysorthografie)
  • Taalproblemen (dysfasie)

Het is lang niet altijd zo dat het kind in groep 3 vastloopt. Soms redt het zich nog aardig totdat het in de middenbouw of bovenbouw terechtkomt. Soms redt het zich zelfs tot in de tweede klas van het voortgezet onderwijs. Bij kinderen die uiteindelijk vastlopen, wordt al gauw gedacht aan dyslexie of dyscalculie. Of er wordt gedacht aan een gedragsstoornis als gevolg van het ongeconcentreerd zijn. Het grootste deel van deze groep kinderen met leer- en/of gedragsproblemen is echter gewoon een rechtsgeoriënteerd kind.

 

Om de problemen van deze kinderen meer helder te krijgen, omschrijf ik een aantal problemen zoals ik ze tegenkom in mijn praktijk.

  • Het automatiseren is een probleem. School leert het automatiseren aan door te herhalen. Het komt dan vanzelf in het lange termijngeheugen terecht, denkt school. Dit werkt niet bij rechtsgeoriënteerde kinderen. Taal (woorden) komen bij hen niet in het lange termijngeheugen. Bovendien wordt het hele automatiseringsproces verstoord door verschillende gedachtestromen en associaties. Dit levert problemen op bij bijvoorbeeld het aanleren van tafels en sommetjes tot 20.
  • Deze kinderen denken vanuit een totaalbeeld. Ze willen eerst weten wat de eindoplossing is. Daarna gaan ze kijken hoe ze bij de eindoplossing kunnen komen. De leerling is in staat om van het geheel terug te beredeneren (omgekeerd leren). In het onderwijs wordt informatie opgebouwd om uiteindelijk bij de eindoplossing te komen. Voor de rechtsgeoriënteerde leerling is dit niet te doen. Je ziet dit terugkomen bij het leren lezen. School leert ze om van 'losse' letters tot een woord te komen. Deze kinderen komen vaak niet verder dan het spellen van de letters. Ze leren anders. Het aanbieden van het hele woord, zodat ze het woordbeeld op kunnen slaan werkt wel. Vaak zie je dat ze vanuit dat hele woordbeeld wel de losse letters kunnen benoemen.
  • Veel lesstof wordt op school aangeboden door middel van taal. Deze kinderen nemen informatie op door middel van beelden. Eigenlijk hebben deze kinderen tijd nodig om de woorden die ze horen om te zetten in beelden. Die tijd is er niet. Bovendien hebben ze een grote verbeelding. Ze zitten met hun gedachten al snel ergens anders. De informatiestroom gaat echter door. Ze missen veel.
  • Abstracte informatie zoals getallen, tijd en letters nemen ze niet op. Tijdens bijles wordt het allemaal nog een keer op dezelfde manier aangeboden, maar opnieuw beklijft het niet. Een beelddenker leert anders. Hij is visueel heel sterk en is in staat om de lesstof als een plaatje in zijn hoofd te zetten. Dit moet hem of haar wel aangeleerd worden. Weten ze hoe dit moet, dan lukt het ze wel om een bijvoorbeeld een dictee goed te maken.
  • Deze kinderen denken driedimensionaal. De beelden in hun hersenen bewegen. Dat levert veel creativiteit op, maar zorgt er ook voor dat er veel letters en cijfers gespiegeld worden. De letter 'b' kan zomaar een 'p' of een 'd' worden. Zodra het alfabet in het hoofd staat, krijgen de letters een vaste plek. Het spiegelen is (bijna direct) over.

Dit zijn problemen die het kind tegenkomt op didactisch gebied. Er zijn er nog meer. Tijdens de behandeling komen deze vanzelf ter sprake.

Welke problemen komen deze kinderen nog meer tegen?

Wanneer het kind niet meer goed mee kan komen, zelfs vastloopt, krijgt het ook problemen op sociaal-emotioneel gebied. Het zit niet meer lekker in zijn vel. Kinderen met leerproblemen krijgen vaak last van belemmerende overtuigingen. Bijvoorbeeld 'ik kan het toch niet' of 'ik ben dom'. Er ontstaat een negatief zelfbeeld. Veel van deze kinderen ontwikkelen faalangst. Slecht slapen, bedplassen, bang in het donker en niet meer naar school willen of durven kunnen veroorzaakt worden door leerproblemen.

Veel van deze kinderen zijn snel afgeleid. Ze beleven de wereld veel intenser dan kinderen met een voorkeur voor een linksgeoriënteerde leerstijl. Kinderen die door woorden leren, kunnen beter afstand nemen van bijvoorbeeld een vervelende situatie. Een kind met een voorkeur voor beeld en gevoel ervaart de emoties als echt. Het blijft er over nadenken. De rest van de dag is het niet meer bij de les.

Ze associëren veel. Als ze een woord lezen of horen, komt er direct een plaatje bij. En bij dat plaatje komt misschien wel weer een gebeurtenis waar ze aan moeten denken. Bijvoorbeeld: het woord 'kraan' wordt aangeboden. Het kind denkt 'welke kraan zal het zijn? Een waterkraan of een hijskraan? Gisteren zag ik nog een hijskraan…' Zo gaat het kind met zijn gedachten verder, terwijl de uitleg door gaat. Bij het nakijken denkt de juf: 'hij heeft niet begrepen wat hij moest doen'.

Doordat deze kinderen alles heel intens beleven, raken ze sneller overprikkeld. Ze hebben sneller last van angsten en worden als heel gevoelig ervaren. 's Nachts kunnen ze last hebben van angsten.

Zal mijn kind ook zo'n kind zijn?

Wellicht weet u al zeker dat uw kind een rechtsgeoriënteerde leerstijl heeft. Misschien twijfelt u nog. Hieronder vindt u wat kenmerken die vaak voorkomen bij deze leerstijl. Elk kind is weer anders. Uw kind zal natuurlijk niet alle kenmerken hebben. Ouders herkennen echter wel veel van deze kenmerken.

  • Taalontwikkeling komt later op gang;
  • Het speelt graag met constructiespeelgoed (duplo of lego);
  • De motorische ontwikkeling komt later op gang en blijft vaak ook wat onhandiger (later fietsten, moeite met leren zwemmen, slordig handschrift);
  • Het heeft een enorme fantasie, is goed in rollenspel (verkleden);
  • Het is snel afgeleid;
  • Het duurt even voordat de opdracht uitgevoerd wordt. Vaak heeft het kind een extra aansporing nodig;
  • Het wiebelt veel. Aan tafel vallen er vaak bekers om;
  • Ze zijn sneller afgeleid. Het lijkt alsof ze niet luisteren;
  • Het praat veel in termen als: dat, die, je weet wel, hoe heet het;
  • Het heeft gevoel voor ritme;
  • Het automatiseren van cijfers, sommen en tafels is moeilijk;
  • Het heeft moeite met het toepassen van taalregels;
  • Het vormen van letters tot een woord is moeilijk;
  • Het leren van een heel woord gaat goed;
  • Ze weten wel een antwoord op een vraag, maar kunnen niet goed beredeneren hoe ze eraan komen;
  • Het heeft moeite met het leren en onthouden van dagen, maanden, namen van klasgenoten;
  • Vinden het moeilijk om hoofd- en bijzaken te scheiden;
  • Ze houden van creatieve vakken als tekenen en handvaardigheid;
  • Het duurt lang voordat het verschil tussen links en rechts er goed in zit;
  • De resultaten op school kunnen heel verschillend zijn;
  • Het heeft niets met de tijd. Het duurt lang voordat het kind kan klokkijken;
  • Een enorm geheugen. Het weet gebeurtenissen van lang geleden soms in details te vertellen;
  • Het onthouden van beelden gaat beter dan het onthouden van woorden;
  • Praten slordig en van de hak op de tak. Hun gedachten flitsen van beeld naar beeld;
  • Ze zijn creatief in het bedenken van oplossingen;
  • Ze zijn erg gevoelig voor sfeer;
  • Ze bedenken eerst wat ze willen. Daarna bedenken ze hoe ze het moeten gaan doen;
  • Beslissingen worden intuïtief genomen;
  • Het kind denkt erg zwart-wit;
  • Het is erg perfectionistisch en faalt niet graag (gevoelig voor kritiek);
  • Het kind heeft een goed gevoel voor humor.